‘Het IBP-proces verloopt goed. Lastig zijn onder andere de verschillen in rolverdeling en sturing’, zo vatte Hero Klinker de problematiek in Noordwest-Overijssel samen. Hij was een van de sprekers tijdens de online IBP VP-werksessie voor veenweidegebieden, op 6 mei 2020. Het doel was kennismaken en ervaringen uitwisselen. Het gesprek aangaan met de boeren in het gebied bleek één van de raakvlakken waar alle gebieden mee worstelen. In deze sessie wisselden de regio’s Noordwest-Overijssel, Aldeboarn/De Deelen, Laag Holland en het Hollands-Utrechts hun ervaringen uit over de opgaven in het veenweidegebied. Circa 15 van de 50 deelnemers vormden een actieve kern. Zij namen actief deel aan het videogesprek. Vier van hen gaven een presentatie over de voortgang van gebiedsplannen en geleerde lessen.

Om te beginnen mocht iedereen via Mentimeter (online tool voor peilingen) aangeven wat trots maakt. ‘De samenwerking’, zo luidde bijna steevast het antwoord. Maar ook ‘het zoeken naar koppelkansen’ en ‘het proces van onderop’. Vervolgens werd gevraagd naar dilemma’s en knelpunten. Dit resulteerde in vragen als ‘hoe breng je een plan van papier naar praktijk?’ en ‘hoe maak je een plan financieel uitvoerbaar?’ Bovendien blijken in alle veenweidegebieden vraagstukken rondom het contact met de boeren de boventoon te voeren: ‘hoe ga je om met boosheid, en hoe creëer je ruimte voor lokale initiatieven?’ Een van de deelnemers verwoordde het bijna poëtisch: ‘hoe maak je bespreekbaar, wat eigenlijk onbespreekbaar is?’

Relatiebeheer en regeldruk

Hero Klinker (provincie Overijssel) nam als eerste het woord. Hij bevestigde dat ook in Noordwest-Overijssel het integraal samenwerkingsproces goed verloopt. Lastig vindt hij onder meer de verschillen in rolverdeling en sturing die verschillende programma’s en opgaven kennen. “Het IBP VP heeft als uitgangspunt dat de vier overheden op een gelijkwaardige manier met elkaar samenwerken. In andere programma’s zien we een andere sturing: bij het Klimaatakkoord is de provincie aan zet. En in de Kamerbrief die onlangs verscheen over de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk aan dat zij alle opgaven die op het platteland afkomen willen oppakken. In één groot gebiedsproces, waarbij het Rijk sturend is.” Die verschillen in rolverdeling maken het voeren van het gesprek met het gebied complex, want zo geeft Klinker aan: “je wilt het liefst met een eenduidig verhaal het gesprek aangaan.”

Gevraagd naar wat hij graag zou willen weten van andere gebieden, zegt Klinker: “Hoe gaan zij om met de onzekerheden die ontstaan door de veelheid aan opgaven en programma’s? En we zijn benieuwd welke instrumenten – zoals bijvoorbeeld een grondbank – er her en der worden ingezet?”

Klinkers opmerkingen maken ondertussen het nodige los. Theunis Osinga, bestuurder van Wetterskip (waterschap) Fryslân, reageert nuchter: “Onzekerheden zijn inherent aan processen zoals bij IBP VP. De kunst is hoe je hiermee omgaat.” Hij geeft aan dat hij denkt dat de agrariërs in het Friese Aldeboarn/De Deelen, waar hij nauw betrokken is bij de totstandkoming van het gebiedsplan, “de urgentie met het oog op bodemdaling en de benodigde aanpassingen inmiddels wel voelen. ”

Instrumenten

Dat een groeiend deel van de agrariërs in het Friese Aldeboarn/De Deelen de plannen voor dit veenweidegebied omarmt, komt volgens Lenneke Büller (Stichting Beekdallandschap Koningsdiep) doordat ze in Friesland al vanaf 2016 in gesprek zijn met de boeren. “We werken volledig bottom-up en creëren zo een integrale win-win situatie.” Met de samenwerking van de stakeholders zijn ze in Aldeboarn dus goed op weg. Büller neemt na Hero Klinker het woord. Ook zij geeft aan dat alle overheidsbeleid in ontwikkeling als lastig wordt ervaren. “En bovendien is onze ‘gereedschapskist met instrumenten’ (denk aan grondbank, afwaarderingssysteem, ruilverkaveling et cetera) nog niet compleet.”

De instrumenten zijn dus nog volop in ontwikkeling in Aldeboarn/De Deelen. Ook dit blijkt een raakvlak tussen de diverse veenweidegebieden, en het zorgt voor beroering in de chat waar alle deelnemers gedurende de sessie enthousiast aan meedoen. Zo benoemt Anne Reijbroeck (ministerie LNV) dat er in IBP VP-gebied Van Gogh Nationaal Park wordt gewerkt met een puntensysteem (kort door de bocht uitgelegd: hoe meer natuur, hoe meer punten en vergoedingen). Diverse deelnemers reageren met de opmerking zij daar graag meer over zouden willen horen.

 

Projectgestuurd

Saline Verhoeven (Landschap Noord-Holland) doet het woord namens IBP VP-gebied Laag Holland. Een veel groter veenweidegebied dan Noordwest-Overijssel of Aldeboarn/De Deelen. “Zo hebben wij te maken met alleen al 12.000 ha aan robuuste topnatuur.” De insteek in Laag Holland is dan ook niet om een integraal gebiedsplan te formuleren. “We werken projectgestuurd.” Al werkende wijze krijgen 7 projecten vorm in dit gebied, onder leiding van uiteenlopende trekkers. “Daarbij kijken we waar de energie zit, dus waar kansen liggen.”

De aanpak in Laag Holland heeft volgens Verhoeven al veel enthousiasme gegenereerd in het gebied. Tegelijkertijd blijkt het in de praktijk lastig dat de trekkers van de deelprojecten uit diverse hoek komen, dus vaak tegenstrijdige belangen hebben. En ook zij besluit met de opmerking dat “Daar de onzekerheid met betrekking tot de stikstofproblematiek nog bovenop is gekomen.”

Weerstand

Ook het gebied van het Hollands-Utrechtse Veenweidegebied, is groot. “Dit loopt zo’n beetje van Vinkeveen tot Kinderdijk”, aldus Olev Koop (provincie Zuid Holland). Net als in Friesland, heeft de agrarische sector in dit gebied vanaf het begin een centrale rol. “Omdat de sleutel daar ligt. Zij moeten immers toe naar een andere werkwijze.” Het IBP-proces kan het proces richting een integrale gebiedsvisie en plan volgens Koop zeker helpen versnellen en vergemakkelijken. “Maar daarvoor is coalitievorming nodig door diverse stakeholders, en er is nog heel veel weerstand. Men staat nog in wat ik de ‘Malieveldstand’ noem.” Lenneke Büller (Aldeboarn/De Deelen) reageert met een oplossing: “Wij hebben de boeren via een duidelijke visie voorgehouden hoe het gebied ervoor zal staan over 20 of 30 jaar, als we niks zouden doen. Dat heeft wel wat ogen geopend.”

Frank van Dam, expert bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft de discussie nauwgezet gevolgd. Hij sluit af met een aantal observaties. “Het proces in gebieden vindt ‘van onderop’ plaats. Dat is goed en het uitgangspunt van het IBP-VP.” In de veenweidegebieden is de problematiek vooral één van fysieke aard: bodemdaling, CO2-uitstoot. De relatie landbouw-natuur-water staat centraal. “Begrijpelijk”, volgens van Dam,

“want het gaat om een urgent vraagstuk.” Tegelijkertijd vraagt de onderzoeker zich af of er wel voldoende aandacht is voor leefbaarheid in de dorpen, de sociale opgaven op het platteland? “Die lijkt soms wat impliciet of zelfs afwezig.” En wordt een thema als energietransitie voldoende verwerkt in de plannen? Qua proces ziet hij veel enthousiasme, maar ook grote verschillen in fasering per gebied. “Reden te meer om ervaringen en bevindingen veel meer en breder te delen!” De onderzoeker eindigt met de centrale vraag: “Wat is er nodig voor een toekomstbestendige landbouw in de veenweidegebieden?”

Verdieping in themasessies 

De online ontmoeting van de veenweidegebieden werd door de meeste deelnemers zeer zeker als nuttig beoordeeld, getuige de reacties na afloop. Tegelijkertijd werd helder dat echt discussiëren in een uur en online lastig is.

Er is nog veel gezamenlijk werk aan de winkel. Reden waarom diverse thema’s die tijdens deze sessie benoemd zijn een inhoudelijk vervolg krijgen. Bovendien wordt dit format ook voor de andere gebieden in Nederland verder uitgerold. Ook geïnteresseerden uit andere gebieden en vanuit diverse betrokken overheidsinstanties zijn dan opnieuw van harte uitgenodigd om mee te luisteren. Houd onze agenda in de gaten voor alle data en tijden.