
Nederland staat voor grote opgaven op het terrein van voedselproductie, klimaat, waterveiligheid, circulaire economie, biodiversiteit en energie. Deze uitdagingen vragen om een samenhangende, regiospecifieke benadering van onder meer landbouw, natuur, milieu, kwaliteit van leefomgeving en water. Een benadering waarin bestuurslagen samenwerken, met elkaar en met andere maatschappelijke partijen. Daarom hebben het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen de handen ineen geslagen met het Interbestuurlijk Programma Vitaal Platteland. In vijftien kansrijke gebieden gaan we samen aan de slag.
In welke kansrijke gebieden gaan we aan de slag?
Het IBP Vitaal Platteland richt zich op 15 gebieden in heel Nederland.
Wat zijn dat voor gebieden?
We kunnen de 15 gebieden verder verdelen in vier categorieën, ieder met een eigen pakket uitdagingen:
- Veenweidegebieden – In deze gebieden is sprake van een combinatie van problematiek van bodemdaling, CO2- uitstoot door veenoxidatie en waterhuishouding. De hiermee samenhangende vraag is op welke manieren wordt een passend verdienmodel voor de landbouw en behoud en ontwikkeling van (van goed water afhankelijke) natuur gerealiseerd?
- Veedichte gebieden – Op de hoge zandgronden liggen, onder andere als consequenties van hoge veedichtheid, uitdagingen op het gebied van milieucondities (bodem, water, lucht) en de kwaliteit van de leefomgeving.
- Verduurzaming landbouw, gericht op bodem en water – Verduurzaming van de landbouw kan bijdragen aan een beter waterbeheer, vasthouden van meer koolstof in de bodem en daarmee aan klimaatmitigatie en -adaptatie. Natuur, landschap en burgers profiteren van deze verduurzamingsslag.
- Natuur en samenleving – Natuuropgaven krijgen in samenhang met andere economische dragers vorm, zoals recreatie en toerisme en water- en klimaatopgaven.
Wat voor afspraken gaan we maken?
Het uitwerken en de uitvoering van de gebiedsafspraken doen provincies, gemeenten en waterschappen samen met andere partijen. Dat betekent onder meer:
- De opgaven worden gebiedsgericht aangepakt. Dat betekent dat vergelijkbare opgaven in gebieden een aanpak krijgen die past bij de partijen en problematiek in dat gebied.
- Waar partijen meerwaarde zien, wordt verbreding naar overige maatschappelijke opgaven van onderop gekoppeld.
- Voor de samenwerking worden waar mogelijk bestaande uitvoeringsstructuren benut.
- In de praktijk is bij veel gebieden al een aanpak waarbij provincies, gemeenten en/of waterschappen nauw betrokken zijn. Waar nodig wordt die samenwerking verder geïntensiveerd.
- In de gebiedsprogramma’s wordt vanuit de IBP-gedachte samengewerkt en resultaten neergezet. Er is ruimte om gaandeweg ideeën en oplossingsrichtingen in te brengen. Flexibiliteit in het gebiedsproces is een randvoorwaarde.