‘Echte experimenteerruimte vinden in de praktijk is en blijft lastig’. Zo luidde één van de geleerde lessen die Gerdien Kleijer (gemeente Ede) presenteerde tijdens de 1e online werksessie van het IBP Vitaal Platteland, op 16 april 2020. Deze 1e online werksessie was primair bedoeld voor alle gebieden met veehouderij op zandgrond. Doel: nader kennismaken en problematieken vergelijken. Het werd een nuttige bijeenkomst, waarbij de circa 60 deelnemers heel wat raakvlakken tussen gebieden naar voren haalden.

Vier gebieden stonden 16 april centraal, namelijk Regio Foodvalley/Veluwe, Twente, de Achterhoek en de Zuidoostelijke Zandgronden, ook wel de veedichte gebieden in IBP-termen. Van elk van deze gebieden namen 2 tot 3 mensen actief deel aan het gesprek. Eén van hen gaf telkens een presentatie over de voortgang, lessen en vraagstukken. Daarnaast luisterde en chatte nog een aantal deelnemers uit deze en andere IBP-gebieden mee, evenals vertegenwoordigers van diverse ministeries en het PBL.

Duurzaam en toekomstgericht

Al doende werd 16 april duidelijk dat alle vier de IPB-gebieden werken aan integrale gebiedsgerichte processen, projecten over duurzaam bodem- en waterbeheer, kringlooplandbouw en aan mest. Bovendien onderzoekt men in elk gebied hoe toekomstgerichte bedrijfsvoering, erven en productie eruit zouden kunnen zien.

Voorafgaand aan de presentaties is de peilstok gestoken in het IBP-proces, met een aantal vragen via Mentimeter (online tool voor peilingen). Daaruit bleek dat in veel gebieden de samenwerkingsafspraken klaar liggen voor ondertekening. Ook zijn in de meeste gebieden de projectplannen klaar en is de uitvoering gestart. Op de vraag hoe men denkt over de samenwerking in het eigen gebied, antwoordde een groot deel van de toehoorders positief: van ‘dat gaat goed’ tot ‘mooi, maar kan ’.

Wettige kaders en druk op grond

Vervolgens nam Gerdien Kleijer als eerste het woord. Zij is namens de gemeente Ede betrokken bij de planvorming voor de Regio Foodvalley. Een regio die de IBP-ontwikkelingen bewust nog even in de koelkast heeft gezet. “We zijn vooral doorgegaan met de beweging die al eerder in gang is gezet: het invullen van onze regiodeal.” Gevraagd naar geleerde lessen, gaf Gerdien onder andere aan dat de bestaande regelgeving het zeer lastig maakt om experimenteerruimte in de praktijk te creëren. “Een voorbeeld is de inzet van andere vanggewassen, met het oog op circulaire landbouw. Dit is binnen de huidige wettige kaders onmogelijk.”

Een ander leerpunt dat Gerdien heeft aangestipt, is de druk op de grond. Die speelt in meer gebieden, maar is in Regio Foodvalley extremer. Dit komt mede door de beperkte omvang van de regio. “Daarbij moet je bedenken dat het aantal bedrijven de afgelopen jaren is gehalveerd, terwijl het aantal dieren vrijwel gelijk bleef. Onze grootste zorg is hoe houden we de boeren die echt willen erbij, en hoe zorgen we voor diegenen die willen stoppen voor zo gunstig mogelijke, fiscale en andere voorwaarden?”

Bottom-up aanpak

De reden dat Regio Foodvalley ondanks de pittige uitdagingen toch vooruitkomt met zowel regiodeal als IBP VP, hangt voor een belangrijk deel samen met de bottom-up aanpak. Zo is Landbouwnetwerk Salentein vanaf het begin betrokken bij de plannen. Die aanpak van onderop wordt ook benoemd door Rolf Oldejans (gemeente Enschede), die als tweede het woord nam, namens de regio Twente: “Van onderop creëer je het broodnodige draagvlak en vertrouwen, om knelpunten adequaat te lijf te kunnen gaan.”

Oldejans schetste de bijzondere problematiek waar zijn gebied mee kampt: de combinatie tussen hogere vrij afwaterende zandgronden en het mestoverschot. “Dit maakt dat een integrale aanpak nodig is.” Net als in de Foodvalley en op de andere zandgronden moet deze aanpak volgens hem gericht zijn op versterking van bodem- en waterbeheer. “Ook met het oog op de overal toenemende verdroging.”

Overigens schiet het in Twente goed op met de samenwerkingsafspraken. “Die zijn ondertekeningsklaar, en er staan diverse gebiedsgerichte projecten in de startblokken.” Als een van de verbeterpunten noemt Oldejans eveneens de ‘hinderlijke regelgeving’. “Er is nog weinig zicht op het wegnemen van die belemmeringen. We willen met onze projecten heel graag in dialoog over de knelpunten met de beleidsmakers en andere regio’s.”

Thematafels versus enorme omvang

Joke Emaus (IBP VP-gebied Achterhoek) nam als derde het woord, en vertelde hoe haar gebied de status van ‘experimenteerregio’ heeft weten te bemachtigen. Dit is mede gelukt doordat knelpunten rondom onder andere asbestsanering projectgericht zijn aangevlogen. Dat gebeurde via thematafels, waaraan zowel ondernemers, als overheden en het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigd waren. Opnieuw een succesvolle benadering van onderop dus. Als belangrijke opsteker noemt Joke “de boost die het Gebiedsproces Baakse Beek door IPB heeft gekregen, doordat dit proces nu integraler wordt opgepakt.”

Impressie van een eerder gehouden werkplaats, op de Zuidoostelijke Zandgronden.

Liesbeth de Theije mocht als laatste spreker het woord voeren, en schetste de stand van zaken in het Brabantse IBP-gebied Zuidoostelijke zandgronden. Zij is binnen dit gebied trekker van de transitieopgave voor de landbouw in de regio Noordoost Brabant. Naast het belang van bottom-up werken, benoemde Liesbeth nog een andere gezamenlijke uitdaging: “De omvang van ons IBP-gebied is enorm. Het verder helpen van een proeftuin in de Peel is al lastig, maar hoe vlieg je zoiets aan voor je gehele gebied, hoe houd je de focus?” Carel Nobbe (Waterschap Aa en Maas) reageerde op deze opmerking, door te wijzen op de aanpak van de mestproblematiek: “Daar is streeksgewijs al veel aan gedaan, maar de samenhang ontbreekt. In IBP-verband kunnen we dit soort zaken harmoniseren.”

Sommige toehoorders zijn nog wat stelliger als het gaat om de regelgeving: “Die moet 180 graden draaien, als je kringlooplandbouw wilt”, vindt Martin Verbeek (MARB Twente). Iets dat volgens hem mogelijk moet zijn, “zeker als we als gebieden hierin samen optrekken.” LNV-verbinder Marijke Andela-Jaarsma nuanceert Verbeeks woorden, met de opmerking dat het Rijk zich bewust is van de knelpunten. “Maar er zijn ook voorbeelden van ‘ontsnappingsroutes’, waarbij het binnen het huidige systeem van regels toch gelukt is oplossingen te bedenken. Juist die verhalen zou ik verzamelen, om er je voordeel mee te doen.”

Breder palet aan deelnemers

Ondanks de fysieke afstand, is er dus de 16e volop gediscussieerd via het scherm. Een groot voordeel van deze aanpak bleek dat zo veel meer mensen per gebied – en ook van andere gebieden en van het rijk – in de gelegenheid zijn om deel te nemen. Zo ontmoeten niet alleen de ‘trekkers’ elkaar, maar juist ook de specialisten en werkers uit de projecten.

Het was een online ontmoeting die – getuigde de reacties na afloop via Mentimeter – door vrijwel iedereen als ‘zeer nuttig’ is beoordeeld: ‘Dit moeten we vaker doen, wat een raakvlakken!’, ‘Ik constateer meer samenhang dan gedacht’. Maar ook reacties die laten zien dat er nog veel gezamenlijk werk aan de winkel is: ‘Wet- en regelgeving knelt bij de realisatie van kringlooplandbouw. Waar precies die knelpunten zitten en hoe het anders moet, is niet helder geworden’ en ‘We zijn enorm veel wielen tegelijk aan het uitvinden.’

6 mei Veenweidegebieden

Reden waarom deze sessie een inhoudelijk vervolg krijgt, en tegelijkertijd dit format ook voor de andere gebieden in Nederland wordt uitgerold. De eerstvolgende online werkplaats is bestemd voor de Veenweidegebieden. Deze is ingepland op 6 mei 14.30 tot 16.00 (klik hier voor meer informatie en om aan te melden). Ook geïnteresseerden uit andere gebieden en vanuit diverse betrokken overheidsinstanties zijn dan opnieuw van harte uitgenodigd om mee te luisteren!