Welke mogelijk vormen van samenwerking en versterking kunnen de zandgebieden in zuid en oost Nederland elkaar de komende jaren bieden? Deze vraag stond centraal tijdens een verdiepende IBP VP-sessie op 11 maart 2021.

De zandgebieden in zuid en oost Nederland staan de komende jaren voor grote uitdagingen. Droogte, bodem- en waterkwaliteit, klimaat, stikstof, mest, natuurontwikkeling, biodiversiteit, ruimtedruk voor onder meer energie en nieuwe woningen, de transitie van de landbouw met onder meer goede verdienmodellen. “Deze uitdagingen zijn zo groot, dat je er alleen met vereende krachten uit komt”, zo zeggen de vier ‘veedichte’ IBP VP gebieden op deze zandgronden. “Dit moet samen, zowel als vier overheidslagen onderling, als met maatschappelijke organisaties en andere partijen in het gebied.” Doel van de verdiepende sessie op 11 maart was om te komen tot mogelijke vormen van samenwerking en versterking.

De verdiepende sessie is de laatste inhoudelijke werkbijeenkomst in een hele serie. Daarmee komt de Werkplaats Vitaal Platteland in zijn huidige vorm ten einde. Het werk in de gebieden is echter juist op stoom gekomen en gaat de komende jaren volop door. De vier IBP VP gebieden op de zandgronden kennen zeer vergelijkbare urgenties en opgaven en zien meerwaarde en noodzaak om hierin meer samen op te trekken. Met de ruim 40 deelnemers deelden we in deze sessie ideeën en concrete handelingsperspectieven voor onderling samen optrekken.

Lees ook twee eerdere workshops die hier aan vooraf gingen:

Het juiste moment om samen door te pakken is nú
Volgens Carel Nobbe, waterschap Aa en Maas, en betrokken bij de Zuidoostelijke Zandgronden, is nú het moment om hier op in te springen. Carel Nobbe zat de afgelopen jaren in de landelijke werkgroep IBP VP en is tevens betrokken bij de ontwikkeling van het nieuwe Nationaal Programma Landelijk Gebied. “De vorming van een nieuw kabinet en het op te starten Nationaal Programma Landelijk Gebied bieden aanleiding om nu ons geluid te laten horen en samen op te trekken. Ook is er volop urgentie in de gebieden. Zij zijn volop aan de slag en werken aan ongeveer dezelfde urgente opgaven. Door samen op te trekken kunnen we van elkaar leren, maar ook richting landelijke programma’s en kaders meer impact maken.”

“Het IBP VP stopt hier niet, maar staat juist op het punt te beginnen”
Martha van Abbema, wethouder gemeente Twenterand

Bestuurlijke urgentie
Wethouder Martha van Abbema, gemeente Twenterand, en betrokken bij IBP VP gebied Twente: “Nu het IBP VP vanuit het rijk stopt is het zorg de zaken bestuurlijk goed over te dragen. De andere overheden zullen daarin meer taken op zich moeten nemen.” Wim Stegeman, bestuurslid bij Waterschap Vechtstromen, is het daar mee eens: “Het IBP is eigenlijk een eerste tussenstap, het is nu zaak om de opgedane kennis en ervaring te bundelen en écht door te laten werken in gebiedsgerichte aanpakken.”

Bert de Groot, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden: “gebiedsgericht is met alle bestuurslagen in één gebied aan de slag en ook nog tegelijkertijd. En van onderop. Dat is een grote uitdaging, waarbij we nu vaak last hebben van de verschillende bestuurslagen. Samenwerking is dus hard nodig. Henk Veldhuizen, bestuurslid van Waterschap Vallei en Veluwe benadrukt daarnaast het belang om van elkaar te leren: “Er komt veel op de Veluwe af. Het platteland gezond houden is een grote uitdaging, we kunnen als gebieden veel van elkaar leren”.

Gebiedsgericht en interbestuurlijk werken, wat is dat?
Terugkijkend op het IBP VP trekken de veedichte gebieden allen dezelfde conclusie: gebiedsgericht en interbestuurlijk werken is dé weg om de opgaven op het platteland aan te pakken. Deze aanpak is in kader van IBP VP in gang gezet, maar volgens gebieden nog lang niet klaar. Juist daarop willen zij verder uitwerken en uitbouwen, ook met het rijk.

Frank van de Ven, waterschap Rijn en Ijssel, betrokken bij de Achterhoek noemt een mooi voorbeeld van gebiedsgericht en interbestuurlijk werken “in de pilot Groene Weide Meststof wordt kunstmest vervangen door een groene variant uit een mineralencentrale. Dierlijke mest krijgt hiermee een nuttige bestemming. Om dit allemaal  mogelijk te maken was stimuleringsgeld nodig, maar ook verandering in regelgeving. Dat was niet gelukt zonder de intensieve samenwerking tussen partijen in het gebied en de verschillende overheden. Dit is slechts een voorbeeld van wat we in de toekomst veel meer gaan zien, we staan aan de vooravond van een nieuwe vorm van gebiedsgericht werken’’

Martin Verbeek namens IBP VP gebied Twente onderstreept dat: “Interbestuurlijk werken is het over en weer agenderen van knelpunten zegt Martin Verbeek. Van overheden naar ondernemers en vice versa. Daarbij is het belangrijk om begrip te hebben voor elkaars opgave. Om op die manier samen vooruit te komen.”

Daarbij is draagvlak erg belangrijk volgens Maarten Riemersma, Regio Foodvalley: “Overheden hebben nog steeds de neiging om problemen sectoraal aan te pakken. We moeten nog meer zoeken naar een integrale afweging. Daarbij is het dan wel belangrijk om te werken in afgebakende gebieden, zodat het behapbaar blijft. En om de energie uit het gebied zelf mee te nemen en echt samen aan de slag te zijn. Dat gebeurt eigenlijk nog niet genoeg”.

Welke zaken hebben hoge urgentie?
Welke zaken moeten nu echt met hoge urgentie worden aangepakt en kunnen niet wachten tot een eventueel NPLG?

We stelden deze vraag – en andere vragen – via Mentimeter aan alle deelnemers. U leest hier de volledige resultaten.

Wat hebben de gebieden dan van elkaar nodig?
Er worden via chat, Mentimeter en in het gesprek verschillende kansen en ideeën benoemd, zoals:

  • Samen optrekken levert een stevigere agenda richting rijk.
  • Meer samen optrekken en kennis delen. “Nu is het teveel ieder voor zich met goed bedoelde initiatieven, die samen echter onvoldoende cumuleren”.
  • Ervaringen delen en van elkaar leren.
  • Combineren van geldstromen.
  • Bundelen van projecten uit de verschillende gebieden en samen ontwikkelen van projecten en programma’s; zowel voor nationale projecten en programma’s als voor bijvoorbeeld een Europese aanvraag.
  • Van kleinschalige experimenten kunnen gebieden samen naar een meer solide organisatie structuur komen, voorkomen om in pilot-sfeer te blijven hangen.
  • Gebieden kunnen zelf meer regie nemen. Niet alleen naar het rijk wijzen, maar ook zelf aangeven, zowel samen als individueel, wat de agenda is voor het gebied en wat en wie daar voor nodig zijn.
  • Strategisch partnerschap.

Carel Nobbe: “De Peel is een goed voorbeeld van een gebied die zelf duidelijk meer regie is gaan nemen. Daarmee zijn we duidelijk op de agenda gekomen. Dat zouden we gezamenlijk ook kunnen doen.”

Wat hebben de gebieden nodig van het rijk en andersom?

Er worden via chat, Mentimeter en in het gesprek verschillende kansen en ideeën benoemd, zoals:

  • Gesprekspartner zijn in de regio’s, bottom up werken, “echt luisteren naar wat er in de regio’s speelt”
  • Duidelijke betrokkenheid bij het gebiedsproces
  • Bundeling van programma’s
  • Doelfinanciering in plaats van sectorale financieringsregels

“Het zou helpen als er vanuit het rijk meer budget komt om de opgaven gebiedsgericht aan te pakken. Het IBP is een mooie katalysator, maar nu moet er doorgepakt worden. Er is ook budget binnen het rijk, maar dat zit vaak nog te verkokerd”. Maaike Wijngaard, verbinder van LNV, reageert op de suggesties: “daarin is binnen het rijk inderdaad nog veel te verbeteren. Daar werken we hard aan, gaat natuurlijk niet binnen korte termijn.”

Wat heeft het rijk daar dan bij nodig?
Maaike: “Het rijk heeft onder meer inzicht nodig in de opgaven die in de gebieden spelen en hoe die integraal aangepakt zouden kunnen worden. Daarbij helpt het als er een gebiedsplan is waarmee vervolgens gekeken kan worden hoe we opgaven samen kunnen oppakken, welke opgaven waar kunnen landen of hoe een combinatie kan ontstaan.”

Olga van Kalles, programmamanager IBP VP vult aan: “Het helpt dus ook om als gebied niet toe te happen op ‘elke sectorale geldpot.’ Maar eerst partijen uit te nodigen om het gesprek aan te gaan hoe het verbonden kan worden met het gebiedsplan.”

Maaike beaamt dat: “Samenwerken vraagt ook om ‘kritische vrienden.’ We hebben elkaar nodig en moeten elkaar op een opbouwende manier verder helpen.”

Hoe nu verder; naar een gezamenlijke agenda voor de zandgronden?
Er zijn verschillende ideeën genoemd die de vier gebieden samen concreet kunnen oppakken, variërend van input leveren aan de kabinetsformatie, aan het nieuwe programma NPLG, bestuurders committeren aan de urgenties en het voortzetten van kennisdeling en uitwisseling van ervaringen.

De belangrijkste oproep en conclusie is om als gebieden te komen tot een gezamenlijke agenda. Met daarin een combinatie van een perspectief op de lange en korte termijn.

De agenda beschrijft de belangrijkste opgaven, de overeenkomsten en ook verschillen tussen de gebieden, de oproep te blijven werken aan een gebiedsgerichte en interbestuurlijke aanpak. Ook bevat het een oproep; wat doen gebieden zelf, wat is nodig van elkaar en van het rijk?

Deze agenda biedt input voor het Nationaal Programma Landelijk Gebied, maar kan ook aan andere programma’s en partijen de urgenties van de zandgronden agenderen en oproepen tot samenwerking.

Concrete volgende stap is om als vier gebieden bij elkaar te gaan zitten, zodat dit op papier komt. Met trekkers van de vier gebieden geven we die stap verder invulling.