
Aan welke sturingsvarianten kun je denken, als je gebiedsspecifiek beleid verder wilt versterken? Het antwoord is te vinden in het artikel De governance van de Kaderrichtlijn Water (KRW): regionale verschillen en sturingsopties (gepubliceerd in 2019).
Dit artikel zoomt in op regionale verschillen in de uitvoering van de KRW in Nederland, laat de voor- en nadelen van vier sturingsvarianten zien, én de noodzakelijke condities om deze in praktijk te brengen.
De studie, die PBL-onderzoeker Daan Boezeman samen met collega’s van de Radboud Universiteit verrichtte, bouwt voort op het PBL-essay Naar een wenkend perspectief voor de Nederlandse landbouw. Daarin worden de voorwaarden om te kunnen sturen op verandering in de landbouw geschetst. Volgens Boezeman vormt het formuleren van een concreet, geografisch omlijnd ruimtelijk plan de eerste stap, op weg naar een sterke toekomstige, levensvatbare gebiedsinvulling.
“Neem bijvoorbeeld de Hunze Visie uit 1995 voor herinrichting van het dal van de Hunze die van Drenthe richting Groningen stroomt. Het dient als ankerpunt in de gebiedsontwikkeling waarin landbouwgrond anders ingericht wordt.” Zo’n plan moet volgens Boezeman niet tot in de kleinste details te worden uitgewerkt. “Een blauwdruk is niet nodig en niet wenselijk. Maar maak wél heel inzichtelijk waar je de komende tijd mee aan de gang gaat.”
Regels, rollen en hulpbronnen
Die heldere visie inclusief geografische en ruimtelijke insteek is belangrijk voordat je kunt kijken naar de voorwaarden om hem te realiseren: regels, rollen en resources (hulpbronnen). Beschouw ze in samenhang. “Bieden de regels voldoende ruimte? Zijn de taken en bevoegdheden die voor realisatie nodig zijn goed belegd bij de betrokken partijen? Zijn er voldoende hulpbronnen in geld en uitvoeringscapaciteit aanwezig? En vergeet daarbij als belangrijk randvoorwaarde het politieke mandaat niet. Want uiteindelijk is dat natuurlijk de onmisbare brandstof, wil je een plan daadwerkelijk kunnen uitvoeren.”
Een belangrijk aandachtspunt bij het opstellen en uitrollen van alle gebiedsplannen is zorgen voor speelruimte. Boezeman: “Zorg dat je visie richting geeft, maar dat je gaandeweg de rit onderdelen aan kunt passen aan voortschrijdend inzicht. Neem de herinrichting van de Vecht bij Utrecht. Gestart om waterkwaliteit, maar gaandeweg kreeg ecologie, ruimtelijke kwaliteit, wonen en recreatie meer ruimte. Juist de flexibiliteit binnen het samenbindende toekomstperspectief op de Vecht was daar een succesfactor.”
Bovendien is speelruimte van belang in het omgaan met beperkingen die iedereen die met gebiedsvisies aan de slag gaat ongetwijfeld gedurende de rit tegenkomt. “In het geval van de Vecht was dat soms oplosbaar door binnen de project- en stuurgroep nieuwe taken te beleggen of lokale regels aan te passen. Vaak stuit je ook op fundamentelere problemen die om andere wijzen van sturen vragen.”
Vier sturingsvarianten
Het artikel schetst vier sturingsvarianten die handvatten geven om het doelbereik van de Kaderrichtlijn Water te versterken: de gebiedsgerichte regulatieve variant, de versterkte vrijwillige variant, de mainstreaming variant en de ruimtelijk geïntegreerde variant. Meer hierover is te lezen in het rapport. Een samenvatting van de vier varianten, en de voorwaarden in termen van regels, rollen en resources/hulpbronnen is te zien in tabel 1.
De studie laat de voor- en nadelen van de varianten zien én de noodzakelijke condities om de varianten in praktijk te brengen. Geen van de vier varianten is de enige of biedt een totaaloplossing. “Je zult op zoek moeten naar combinaties.” Met andere woorden: de meest kansrijke aanpak om te komen tot een sterk gebiedsbeleid, komt voort uit een combinatie van de sterkte kanten van de diverse sturingsvarianten. “Kijk wat je hiermee kunt in jouw situatie, en vraag je voortdurend af hoe deze varianten elkaar het beste zouden kunnen aanvullen.”
Richtlijn en essay
Meer weten? Lees het artikel De governance van de Kaderrichtlijn Water – regionale verschillen en sturingsopties. Auteurs: Boezeman, D., Liefferink, D. & Wiering, M. (2019). De governance van de Kaderrichtlijn Water, regionale verschillen en sturingsopties. Verschenen in tijdschrift Water Governance 02/2019, pp 72-81.
Ook het essay ‘Naar een wenkend perspectief voor de Nederlandse landbouw – Voorwaarden voor verandering’, dat Boezeman in 2018 publiceerde samen met PBL-collega en onderzoeker Martijn Vink, gaat in op de voorwaarden om te kunnen sturen op ontwikkelingen in de landbouw. Boezeman: “Ook hierin zeggen we: 1) zorg voor een gedegen visie c.q. plan om naartoe te werken 2) heroverweeg rollen – welke rol wil je dat de overheid pakt versus het maatschappelijke initiatief? 3) en zorg voor voldoende instrumenten, middelen en uitvoeringscapaciteit.”
Het PBL ondersteunt het IBP Vitaal Platteland door lerend te evalueren en draagt bij aan de wetenschappelijke onderbouwing van diverse werkplaatsen en bijeenkomsten. Via de online rubriek ‘PB- tip van de maand’, geeft het planbureau in 2020 tevens maandelijks een lees- of andere tip.